Faillissementsaanvraag door Belastingdienst


Eisers vorderen voor de rechter om de Belastingdienst te verbieden het faillissement van eisers aan te vragen.

 

Standpunt eisers

 

Eisers erkennen dat zij bedragen aan de Belastingdienst verschuldigd zijn, maar zij hebben ten behoeve van de Belastingdienst zekerheid in de vorm van hypotheek verstrekt. Ondanks de verstrekte zekerheid heeft de Belastingdienst het faillissement van eisers aangevraagd.

 

De Belastingdienst handelt daarmee volgens eisers in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid door ineens inlossing van de vorderingen te verlangen. Eisers hebben vanaf het najaar 2010 diverse brieven aan de Belastingdienst gestuurd en de Belastingdienst uitgenodigd voor een bespreking om tot betalingsafspraken te komen. Ondanks de pogingen van eisers om tot betalingsafspraken te komen, heeft de Belastingdienst in september 2011 beslag gelegd, waarna eisers wederom hebben gepoogd om met de Belastingdienst in gesprek te komen. De Belastingdienst heeft echter niets van zich laten horen. Uiteindelijk heeft op 2 februari 2012 een gesprek plaatsgevonden, waarbij van de zijde van de Belastingdienst te kennen is gegeven dat deze zomer een regeling tot stand moet zijn gekomen of dat er betaald moet zijn. Vervolgens werden eisers geconfronteerd met de faillissementsaanvragen. Door het indienen van de aanvragen handelt de Belastingdienst onzorgvuldig dan wel maakt de Belastingdienst misbruik van recht. 


Standpunt Belastingdienst

 

De Belastingdienst heeft vanaf de beginfase dat de invorderingsproblemen speelde en ook in de afgelopen maanden geen enkele constructieve opstelling kunnen bespeuren bij eisers. Voor zover er contacten waren, was achteraf sprake van loze beloften. Verzoeken om uitstel, intrekken en afwijzen daarvan, beroep tegen de afwijzing van verzoeken om uitstel is allemaal al aan de orde geweest. Uiteindelijk heeft op 2 februari 2012 een bespreking met de bestuurder van eisers plaatsgevonden, maar de Belastingdienst betwist nadrukkelijk dat in dat gesprek iets is toegezegd of dat er maar een afspraak is gemaakt.

 

Integendeel, er is door de Belastingdienst juist meegedeeld dat invorderingsmaatregelen getroffen zullen worden en dat alleen integrale betaling per omgaande die maatregelen kan voorkomen. 

Het door eisers gevorderde strekt ertoe om te voorkomen dat de rechtbank heden kan beslissen op de ingediende faillissementsaanvragen. Feitelijk betreft het hier een procesverbod, maar de Belastingdienst kan de toegang tot de rechter, die dient te beslissen op de faillissementsaanvragen niet worden ontzegd. Procederen is aan een ieder, dus ook aan de Belastingdienst, op grond van artikel 6 lid 1 EVRM toekomende bevoegdheid en in beginsel rechtmatig. 

 

Beoordeling

 

In essentie gaat het om de vraag of de Belastingdienst gerechtigd is om de faillissementen van eisers aan te vragen. Op grond van artikel 6 EVRM is procederen een aan een ieder, dus ook aan de Belastingdienst, toekomende bevoegdheid. Toewijzing van de vorderingen van eisers zou inhouden, dat de Belastingdienst de gang naar de rechter wordt ontzegd en dat zou in strijd komen met voornoemd artikel. Dat zou anders zijn geweest als eisers en de Belastingdienst een uiterste termijn waren overeengekomen waarbinnen de vordering betaald zou moeten zijn of waarbinnen een regeling overeen moest zijn gekomen en dat de Belastingdienst zich vervolgens niet aan die afspraak zou hebben gehouden. Eisers stellen weliswaar dat de Belastingdienst tijdens de bespreking op 2 februari 2012 te kennen heeft gegeven dat deze zomer een regeling tot stand moet zijn gekomen of dat dan betaald moet zijn, maar dat is nadrukkelijk door de Belastingdienst betwist. Integendeel, volgens de Belastingdienst is tijdens het gesprek van 2 februari juist aan eisers meegedeeld dat de Belastingdienst zijn invorderingsmaatregelen zal nemen en dat alleen integrale betaling per omgaande dat nog kan voorkomen.


Eisers hebben niet aannemelijk kunnen maken, dat de Belastingdienst een uiterste termijn heeft gegeven en de Belastingdienst maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen misbruik van de bevoegdheid om de faillissementen van eisers aan te vragen. Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van eisers worden afgewezen. 


De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBALM:2012:BW4685

 

 

Home 


Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.